Een logische uitkomst van de vrije markt lijkt het steeds zeldzamer worden van “Het kleine, gezellige en iets minder efficiënte bedrijf”. Is er een manier om deze bedrijven te laten voortbestaan zonder hiervoor vrijheid in te beperken? Ik ben dol op kleine bedrijfjes, maar niet zo dol op subsidies en regels. Hoe kunnen een vrije wereld en het voortbestaan van dit soort bedrijven gecombineerd worden?
Het is een verschijnsel dat men volgens mij in ongeveer alle sectoren kan zien. Kleine zelfstandige winkeltjes worden zeldzaam, enkele grote ketens blijven bestaan. Mogelijke oorzaken: grote ketens zijn beter in staat om scherp in te kopen, ze kunnen processen efficiënt organiseren en kunnen investeren in marketing. Ook in de landbouw is een afname van het aantal bedrijven en een toename van het areaal per bedrijf al jaren de regel. Grotere bedrijven zijn in staat om duurdere machines te kopen, scherp in te kopen en kunnen voor allerlei functies een specialist aanstellen. Als ik denk aan alle die leuke bedrijfjes waar ik geweest ben, heb ik soms spijt dat ik niet meer fotos gemaakt heb. Fabriekjes waar nog van die mooie oeroude machine-groene machines stonden. Een klein scheepswerfje dat al generaties in de familie was. Een ijzerhandel waar door de eigenaar met een tabel en een rekenmachine de prijs van een stuk as dat ik nodig had werd berekend. Kleine kwekerijen.
De mate van schilderachtigheid is echter zeker niet de enige reden om te houden van dit soort bedrijfjes. Volgens mij is het mooi als in individu of een klein clubje een bedrijf kan vormen. Het is veel leuker om langs te gaan bij mensen die een product door en door kennen en het zelf maken, dan om een formulier op een website in te vullen, of in het beste geval met iemand van de verkoopafdeling te spreken. En omgekeerd geldt dat denk ik in zekere mate ook: een eigen bedrijfje hebben geeft sommige mensen meer voldoening en vrijheid dan het hebben van een “functie” bij een corporate.
Een beroemde strijder voor de belangen van de minder grote bedrijven, met name in de landbouw en visserij, is Rypke Zeilmaker. Hij strijdt voor het voortbestaan van deze bedrijven in een wereld waarin het steeds lastiger wordt om te overleven als niet-zo-groot bedrijf. Hij strijdt tegen een wereld waarin niet de inspanning en creativiteit om je bedrijf een succes te maken maar je vermogen om deals te sluiten met politici en NGO’s. Een wereld met veel leuke kleine bedrijven is veel mooier en bovendien vrijer dan een wereld met uitsluitend grote bedrijven. Zeilmaker signaleert een aantal bedreigingen voor de kleinere bedrijven, zoals:
- De overheid verzint onder het mom van het milieu allerlei regels die een boer dwingen om grote investeringen te doen. Hierdoor is de boer heeft de keuze tussen stoppen of een groot bedrag te investeren. Bij de keuze van investeren hoort het lenen van geld en dus afhankelijkheid van de bank.
- De overheid bouwt de Noordzee vol met windmolens en verbiedt vissers in deze gebieden om te varen en vissen.
Ik zal me hier niet uitspreken over de vraag of er sprake is van een complot waarin de overheid samenspant met milieu-clubs, banken en grote bedrijven om de kleinere bedrijven het leven zuur te maken, maar in elk geval is het resultaat duidelijk: kleinere bedrijven hebben het (te) zwaar en dreigen massaal om te vallen. De overheid, NGO’s en een paar grote bedrijven zijn straks de baas over het land en de zee.
En nu de vraag waar het om gaat: hoe valt een overtuiging dat vrijheid, en daarmee in mijn ogen ook per definitie vrije markt, te rijmen met de overtuiging dat het “Kleine, gezellige en iets minder efficiënte bedrijf” iets goeds is? Of: wat is de juiste wijze om het kleine bedrijf te beschermen?
Laten we voorop stellen: de vrije markt zorgt voor keuzevrijheid en betaalbare producten, en hiermee voor welvaart. Waar zouden we zijn zonder ons overheerlijke goedkope blikje Schultenbrau van de Aldi? Efficiëntie stelt ons in staat om vrije tijd te hebben. Ik verlang dus zeker niet naar een wereld waarin iedereen weer zijn eigen bessen verzamelt in het bos. Schaalvergroting en specialisatie is een van de manieren om te zorgen voor welvaart en vrije tijd. Ik streef dan zeker ook niet naar een wereld zonder grote bedrijven. Ik wil enkel een eerlijke kans voor het kleinere bedrijf.
Van nature bestaat er een schitterend mechanisme dat grote bedrijven in toom houdt: logheid. Bedrijven die groeien, kunnen een betere, grotere, efficientere machines kopen. Ze kunnen specialisten in dienst nemen. Net op het moment waarop je denkt dat ze de hele wereld overnemen, gebeurt er echter iets moois: er treedt een natuurlijk mechanisme op om de groei van het bedrijf te remmen: de logheid van het grote bedrijf. Een bedrijf dat heel groot is, wordt daarmee vaak ook minder overzichtelijk en minder flexibel. Dit hoeft zeker niet te leiden tot een totale instorting van het bedrijf, maar het zorgt wel voor kansen voor kleine bedrijfjes, die in elk geval sommige dingen beter of goedkoper kunnen doen.
Dit mechanisme levert onder andere kansen op voor mensen die weinig geld verdienen. Zij kunnen immers een dienst of product aan gaan bieden dat bij een groot bedrijf eigenlijk wat aan de dure kant is. Hiermee verbeteren ze hun situatie. Als ik baal van de prijzen bij een keten van garagebedrijven, levert dat kansen op voor een onderbetaalde vakman die in zijn schuurtje mijn auto wil repareren.
In een goed functionerende markt zien we dit vanzelf gebeuren. Grote bedrijven worden log. Mensen die weinig geld verdienen pakken kun kans om een bedrijfje te beginnen. Toch loopt dit nog niet helemaal naar wens. Een voorbeeld is een vriend van me steeds rotbaantjes heeft en af en toe werkloos is. Waarom begint hij niet gewoon een klein bedrijfje? En dat brengt ons tot de hindernissen voor kleine bedrijfjes. Dezelfde hindernissen bestaan ook voor de grote bedrijven, alleen voor de grote bedrijven zijn het hele kleine hindernissen en voor de kleine bedrijfjes grote. Ik zie twee soorten problemen.
Probleem 1: Juridisch gedoe
Overheden zijn dol op regels. Het is hun manier om problemen op te lossen. Als er ergens een ongeluk gebeurt of een probleem lijkt te ontstaan, komt de overheid met nieuwe regels. (Dit komt overigens doordat “het volk” erom vraagt.) Goedbedoeld, maar een belangrijk gevolg is dat het vaak lastig is om te concurreren met een groot bedrijf omdat het voldoen aan alle regels veel kennis, tijd, soms diploma’s en geld vereist. Bij de boeren is een voorbeeld dat hierbij hoort de stikstof-crisis. Grote bedrijven kunnen investeren in een dure nieuwe stal, voor een klein bedrijf is dat minder eenvoudig. Er zijn echter oneindig veel voorbeelden te verzinnen. Neem maar eens een willekeurig product in gedachte dat je eventueel bijna net zo goed zou kunnen maken als een groot bedrijf. Waarom is het idee om dit product te gaan maken niet realistisch? Is er misschien sprake van juridisch gedoe?
Probleem 2: Beschikken over natuurlijke hulpbronnen
Het andere probleem dat het lastig en vaak onmogelijk maakt om een nieuw klein bedrijfje te starten, en dat bijdraagt aan het sneller uitschakelen van iets minder efficiënte gezellige bedrijfjes is de vrije handel in natuurlijke hulpbronnen. Vrije handel is in principe gewenst. In geval van natuurlijke hulpbronnen is er echter een moreel bezwaar tegen. De natuurlijke hulpbronnen worden ons bij wijze van spreken geschonken door de natuur. Daarom is het moreel niet juist om ze te claimen en hiermee een ander zijn of haar natuurlijke deel te ontnemen. Door al het land in te nemen en te verhandelen aan de hoogste bieder, krijgt iemand met weinig geld zijn eerlijke deel niet. En dat zorgt ervoor dat iemand met weinig geld in veel gevallen een grote hindernis heeft om een bedrijfje te kunnen starten. Websites bouwen gaat nog wel, maar voor schepen repareren of voedsel verbouwen is ruimte nodig. Wie zijn natuurlijke deel van de aarde niet krijgt, heeft het dus erg moeilijk bij het beginnen van een bedrijf.
Vrije handel in land is goed voor het nationaal inkomen: de vrije markt zorgt er in principe voor dat enkel de meest efficiënte bedrijfjes over hulpbronnen zoals grond kunnen beschikken. Als anderen meer aardappels produceren of meer schepen repareren, kunnen ze een hogere prijs betalen voor grond. Dit leidt tot een efficiënte wereld, maar heeft enkele negatieve bij-effecten. Ik noem er twee. De eerste is toenemende ongelijkheid. Wie eenmaal een groot bedrijf of veel geld heeft, heeft meer kans om efficiënt te produceren dan iemand die wil starten. De tweede is gedwongen efficiëntie. Minder efficiënte bedrijven kunnen de prijzen van grondstoffen niet betalen omdat efficiëntere bedrijven meer kunnen bieden. Dat klinkt logisch, maar het gaat voorbij aan het beginsel dat iedereen recht heeft op zijn deel van de natuurlijke hulpbronnen. Een individu of groep kan vervolgens vrij kiezen tussen heel hard werken en heel rijk worden, of wat rustiger aan doen en in een wat minder mooie auto rijden.
Volgens mij zijn dit twee belemmeringen waartegen hard gestreden zou moeten worden. Er zijn teveel regels en iedereen heeft recht op zijn deel van de aarde. Het begint bij het inzicht dat ze moreel juist zijn en de wereld mooier maken. Leuke bijkomstigheid is dat het de redding zal zijn voor het Kleine, gezellige en iets minder efficiënte bedrijf.