Twee stellingen:
1)
Mensen worden gelijkwaardig geboren en zouden daarom allemaal de gelegenheid moeten hebben om wat moois van hun leven te maken.
2)
Een bemoeizuchtige overheid leidt tot inefficientie en maakt de wereld minder leuk.
Moeten we werkelijk kiezen?
Veel mensen zullen het met beide stellingen eens zijn. Mensen kiezen partij afhankelijk van wat ze belangrijker vinden. Mensen die stelling 1 het zwaarst vinden wegen, wensen een overheid die strijdt tegen armoede en accepteren daarom een wat meer bemoeizuchtige overheid. Mensen die stelling 2 zwaarder vinden wegen, wensen een overheid die ons met rust laat, en accepteren dat armoede blijft bestaat. Eventueel wijzen ze er nog op dat een vrije samenleving leidt tot meer welvaart, waarvan ook de arme mensen profiteren.
Mijn vraag is echter: is streven naar gelijke kansen, of het uitroeien van armoede mogelijk zonder een bemoeizuchtige overheid te accepteren?
Ten eerste de vraag: wanneer is een overheid bemoeizuchtig en wanneer niet? Wat mij betreft is een overheid bemoeizuchtig wanneer ze ons beloont of straft voor persoonlijke keuzes. Enkele voorbeelden van deze keuzes: wel of niet studeren, hard werken of rustigaan doen, verhuizen of niet verhuizen, huren of kopen, sparen of geld meteen uitgeven. Waarom zou iemand die tien keer verhuist hiervoor gestraft moeten zijn met een enorm bedrag aan overdrachtsbelasting?
Daarna de vraag: wat houden gelijke kansen in? In theorie zou het ideaal zijn wanneer iedereen bij geboorte gelijke kansen zou hebben op een gelukkig leven. Hoe je geboren wordt, valt immers niemand te verwijten. De keuzes die een mens daarna maakt, wel. Mensen kunnen kiezen om snoep te kopen of te sparen, om te luieren of te studeren. Het ligt voor de hand dat dit type keuzes gevolgen heeft voor iemands toekomst.
Het is echter belangrijk om te beseffen dat er heel veel dingen bestaan die een mens niet kiest. Bijvoorbeeld: in welk land wordt ik geboren, zijn mijn ouders rijk, ben ik intelligent, ben ik lelijk, ben ik lui? Kansengelijkheid houdt dus meer in dan enkel de toegankelijkheid van onderwijs. Het is gemakszuchtig om te snel te zeggen dat een ander nu wel genoeg kansen heeft gehad.
Omdat mensen niet met gelijke kansen worden geboren, ligt herverdeling voor de hand. Dit zou echter op een niet-bemoeizuchtige wijze moeten gebeuren. Dit heeft gevolgen voor de wijze waarop men belasting zou moeten heffen en de wijze waarop toeslagen verdeeld worden.
Belasting die gedrag zoals verhuizen, hard werken, sparen of op vakantie gaan bestraft, is bemoeizuchtig. De ideale belasting is die op kansrijk-zijn. Mensen die een paar miljoen erven, zijn kansrijk. Het ligt verder voor de hand dat mensen die makkelijk veel geld kunnen verdienen, meer belasting betalen dan mensen die veel moeite hebben met geld verdienen. Natuurlijk heeft een belasting op talent allerlei nadelen. Het zou mensen stimuleren om geheim te houden dat ze iets kunnen. Om deze reden is een of andere inkomstenbelasting mogelijk toch onvermijdelijk. Het uitgangspunt zou echter moeten zijn: zo weinig mogelijk bemoeizucht.
Bemoeizucht kan ook bestaan bij de verdeling van geld. Een ingewikkeld stelsel van uitkeringen en toeslagen stimuleert mensen niet om efficiente keuzes te maken, maar erger: ook niet om het beste van hun leven te maken. (Iedereen die wel eens met subsidies te maken heeft gehad, weet tot welk gedrag subsidies leiden…) In de meeste gevallen is het voldoende om mensen die slecht zijn in geld verdienen, geld te geven. De meeste mensen zijn prima in staat om zelf te bepalen op welke manier ze met dit geld hun lot kunnen verbeteren. Natuurlijk bestaan er situaties waarin paternalisme zinvol of zelf noodzakelijk is, maar laat paternalisme niet het uitgangspunt zijn. Ook voor deze mensen is bemoeizucht niet prettig.
In een minder ongelijke samenleving, zijn allerlei andere vormen van overheidsbemoeienis niet meer nodig. Heel veel vormen van bemoeizucht zijn immers bedoeld om mensen met minder kansen te helpen. Als we dat oplossen door mensen met minder kansen gewoon wat geld te geven, is er minder bemoeizucht nodig. Dat leidt niet alleen tot meer efficientie, maar ook tot een leukere wereld.
Michael Otsuka schreeft het boek Libertarianism without inequality. Hij benoemde daarin allereerst het belang van het delen van de aarde. In een stelsel waarin we de wereld delen, is een aardig deel van de ongelijkheid verdwenen. Otsuka stelde voor om de aarde zo te verdelen dat er gecompenseerd wordt voor ongelijke kansen. Mensen die over weinig talent beschikken of zwak zijn, krijgen een wat groter deel van de aarde, zodat ieder met gelijke kansen van start kan. Op deze manier kan gelijkheid worden gerealiseerd, zonder bemoeizucht.
In theorie is het dus mogelijk. Misschien zouden we beter ons best moeten doen om dit ideaal te realiseren. Het eerlijk delen van de aarde ligt voor de hand als startpunt. Daarna eventueel nog wat herverdeling, maar dan op een zo min mogelijk bemoeizuchtige wijze graag.